2025 – Er staat een huis, er blaft een hond, er drijft een wolk

Er staat een huis, er blaft een hond, er drijft een wolk. Wim Biewenga, Van zover gekomen; Livingstone Gallery, Den Haag

De absurdistische kijk op de wereld, ooit geformuleerd door Albert Camus (1913-1960) maar als zienswijze al veel langer aanwezig, gaat ervan uit dat de wereld nooit geeft of is wat de mens denkt, verlangt of wenst, maar altijd haar eigen gang gaat. Wanneer je dat aanvaardt, blijkt de wereld een ambivalente plek die zich liever niet laat duiden. Haar duiden blijkt zelfs vrij zinloos. Juist in die zinloosheid ligt dan haar grote waarde, want daar hebben de esthetiek en de associatie voldoende vrij spel om tot ontluiken te komen. De behoefte om te duiden blijft aanwezig en kan en zal steeds weer opnieuw ingezet worden, als om het onbedwingbare te bedwingen. Op die manier blijft het zichtbare en onzichtbare van de wereld je bezighouden, en voor de beeldend kunstenaar en de beschouwer is dat in artistiek opzicht dan de enige reden van bestaan en handelen. Dat die ogenschijnlijke armoede een grote rijkdom kan inhouden heeft menig kunstenaar en een grote schare aan beschouwers al lang bewezen.

Het Hoogeland (hond)

Het absurdisme – het aanvaarden van het absurde van de wereld, onze constante kortsluiting met de wereld – krijgt in de Nederlandse kunst maar moeilijk voet aan de grond. Volksaard kun je dat niet noemen. Ideeën en gevoelens laten zich door grenzen niet tegenhouden. Toch lijkt er tussen de dijken langs de grote rivieren, rond de polders en rond de gemalen en sluizen die onze blubbermoerassen een masker van orde en netheid aanmeten, een cultuur te zijn ontstaan die dusdanig is gericht op doelmatigheid, dat ze het gebrek aan doel en zin over het hoofd ziet of zelfs bestrijdt. Vaak wordt het absurdisme in die cultuur slechts gezien als een vorm van humor, een onrechtstreekse vorm van grappen maken die je “door” moet hebben. Het absurdisme lijkt beter te gedijen in bijvoorbeeld België of in Oost-Europa.

The happy summer days

Wim Biewenga (1939) zou je kunnen beschouwen als één van die zeldzamere Nederlandse kunstenaars met een absurdistische inslag. Zijn werken nodigen uit tot duiding, schijnbaar alleen om die duiding meteen weer te verwerpen. De ruimte die hij schept in zijn werken lijkt vanzelfsprekend, maar toch zijn zijn verfvlakken plat. Hij biedt in ieder schilderij, zelfs in het meest abstracte, steeds een opening tot interpretatie, alleen maar om die uiteindelijk mank te laten gaan. In zijn werken is één plus één nooit twee, maar altijd meer.

Pastorale

In Biewenga’s huidige tentoonstelling in Livingstone Gallery zijn een groot aantal schilderijen te zien, de meeste uit 2024. Drie ervan hebben de titel Grüsse aus Greetsiel. Greetsiel is een kleine, toeristische vissersplaats in de buurt van Emden in het Duitse Ostfriesland, net over de grens bij Groningen, van waaruit je ongetwijfeld al sinds jaar en dag ansichtkaarten kunt sturen met schilderachtige stads- en havengezichten. Het zal voor Biewenga – zelf afkomstig uit Noord Groningen – een herinnering zijn, of hij een dergelijke groetkaart nu zelf ontving of haar zelf verzond. In twee van de drie schilderijen zijn min of meer herkenbare zaken te zien.

Grüsse aus Greetsiel

In één is een bruin gebouw te zien met een zwart dak en zwarte rondboogramen, links daarvan een blauwe wolk en twee witte wolkjes in een grauwige hemel. Linksonder is een donkergroen vlak met een zwart rondboograam. Is dat raam losgekomen uit het bruine gebouw rechts? Is het een object dat toevallig lijkt op een rondboograam? Wanneer het een naturalistisch schilderij zou zijn, bijna fotografisch “echt” en scherp geschilderd, dan zouden dat belangrijke vragen zijn. Maar met de manier waarop Biewenga’s schilderij is geschilderd, op een bijna kinderlijk abstraherende wijze, doen die vragen er eigenlijk niet zoveel toe. De zwarte vlek is simpel een beeldrijm op de zwarte ramen in het gebouw. Dat is althans zo wanneer je het schilderij als puur abstract opvat. Dan gaat het om een groot, donker, rechthoekig volume rechts, tegenover een grijs gebied links met een bol wolkende, blauwe vlek en twee kleine, witte vlekken erboven, en daaronder een schuin aflopend gebied in twee tinten groen, in het donkerder, bolle gedeelte links met een zwarte vlek, en in het aflopende, lichtere gedeelte in het midden de witte letters van de titel.

De schildertrant is wat meestal “los” genoemd wordt, maar is ook duidelijk met zorg toegepast: zo zijn het donkerroodbruin en zwart rechts en het donkere groen linksonder beduidend egaler en dekkender geschilderd dan de rest van de vlakken in het schilderij, waar de tinten juist niet stabiel zijn. Ook zijn de grenzen tussen de kleurvlakken afwisselend in scherpte, alsof de compositie enigszins beweegt en niet voor het oog duidelijk afgedrukt wil stilstaan. Puur gezien vanuit de technische aard en abstractheid van het schilderij, heeft dat te maken met de manier van schilderen, zoals je ook de harmonie van de compositie en de kleurstelling zo kunt opvatten.

Dat gaat echter voorbij aan de algehele indruk die het werk geeft. Dat die vlakken een gebouw, een wolk, en de grond waarop het gebouw staat en waarboven de wolk zweeft voorstellen, moet toch een onderwerp en dus een betekenis suggereren? Misschien zijn ze een herinnering aan Greetsiel, een souvenir zoals een ansicht dat is? Een ansichtkaart is bovendien een gedachte aan degene aan wie ze gezonden is en daarmee ook aan de zender. In feite stuurt Biewenga met Grüsse aus Greetsieleen gedachte van hem naar de beschouwer. Daarmee speelt een vorm van sentiment een rol in het schilderij, zonder dat het overigens sentimenteel wordt. Het gaat om iets persoonlijks van de kunstenaar, zonder dat dat persoonlijke benoemd wordt; zoals de voorstelling van een ansichtkaart met groeten uit een toeristische plaats ook vrijwel niets persoonlijks kan zeggen over de zender of de ontvanger, maar niettemin toch een persoonlijk sentiment uitdrukt. Dat zijn zo een aantal tegenstrijdigheden binnen zowel vorm als inhoud van het schilderij.

Grüsse aus Greetsiel (vlag)

Ongrijpbaarder qua inhoud is een tweede Grüsse aus Greetsiel-schilderij. Ter onderscheiding heeft Biewenga tussen haakjes (vlag) toegevoegd aan de titel. Een driehoekig vaantje aan een stok op een ongegeneerd schuin en enigszins bollopende horizon, de vlag uit de titel, is meteen één van de weinige, summier duidbare materiële onderdelen in de voorstelling. Rechts is een rookpluim te zien, maar het is niet helemaal duidelijk waar die vandaan komt, misschien uit een stoomschip op de horizon. Rechtsonder steekt een donkere pier blijkbaar het water in – aan de onderzijde klotst het erlangs. Die elementen en de grijze en lichtblauwige tinten, en de links van de vlag opbollende wolk suggereren een zee- of havengezicht. De ansichtkaart laat blijkbaar de weidsheid van de zee zien waarmee Greetsiel met een kanaal verbonden is. De ansicht beidt daarmee een belofte van leegte en rust, die, ter recreatie, ook het hoofd van de toerist leeg kunnen maken en daarmee tot rust brengen. 

In het schilderij is weliswaar ook sprake van leegte, maar er beweegt of siddert toch iets in de compositie, meer nog dan in het Grüsse aus Greetsiel-schilderij met het gebouw. Geen enkel kleurvlak in het schilderij is egaal en stabiel, zij het dat het grote lichtblauw van de hemel en de wolk links wat egaler en intenser van kleur zijn dan de rest, als om hun onmetelijkheid en ruimtelijkheid te benadrukken. Ook de contouren zijn instabiel, maar weer juist scherp genoeg om de golven onder de pier te suggereren. Het meest instabiel is echter de horizon. Je zou menen dat voor een schilder afkomstig uit het Hoogeland, een landstreek in Noord Groningen, de rechte horizon een onontkoombaar gegeven zou zijn, maar in het schilderij is de horizon slechts een gegeven zonder voorwaarden. Tenslotte is de rechtheid van de horizon een voorwaarde die je als mens stelt, maar die de wereld je uiteindelijk niet teruggeeft, want de horizon is onderdeel van de bolronde wereld en kan dus niet volkomen recht zijn. Biewenga laat de hele kwestie sowieso in het midden. Uiteindelijk gaat het niet alleen om de voorstelling maar ook, en tegelijk, om het schilderij en de verf zelf.

Grüsse aus Greetsiel

Het derde schilderij met titel Grüsse aus Greetsiel is klein en horizontaal langwerpig. In dit werk is in feite niets primair herkenbaars te zien. Er is een wolkachtige vorm en vanuit rechtsonder komt een langgerekte, spits toelopende, naar links krommende, bruine vorm. Misschien was die ooit een doodlopende modderweg, misschien de leuning van een brug of sluis, misschien wat anders. Ook zijn er nog drie boonachtige vormen, donker blauwgrijs, misschien ook wolken, en wat okerige vlekjes. Alles drijft in witgrijs. Hoe je ook associeert, je komt steeds weer uit bij een volstrekt abstracte compositie. Abstractie is bepaald niet nieuw in Biewenga’s werk. Hij heeft in zijn lange loopbaan zowel abstracte als figuratieve werken gemaakt. Op die manier gezegd klinkt dat als twee verschillende disciplines, maar waar het het werk van Biewenga betreft is niets minder waar. Hoe “plat” hij ook schildert, er zit steeds een idee van ruimte en tastbare elementen in zijn werken. Dat biedt ruimte voor associatie, zonder dat die ooit tot vaste zekerheid leidt.

De abstractie in de kleine Grüsse aus Greetsiel is een wezenlijk andere dan die gepredikt werd door de modernistische abstractie, waarin alles geabstraheerd wordt tot rechthoekige geometrie. Die specifieke modernisten zagen (en zien) geometrische abstractie als een vrijheid gewonnen op de dictatuur van de vormen van de ons omringende wereld; maar in feite gingen zij van de ene gevangenis naar de andere, om in de beeldspraak van de vrijheid te blijven. In de kleine Grüsse aus Greetsiel zijn de vormen losgezongen van hun oorspronkelijke, fotografisch waarneembare gedaanten. Zelfs de ruimte is losgezongen van hoe zij oorspronkelijk picturaal zou worden weergegeven. Wat overblijft is een min of meer vage herinnering; een herinnering die steeds teruggrijpt op herkenbare of minder herkenbare vormen, die tot op zekere hoogte een sentiment opwekt zonder dat ze sentimenteel is. De vormen doen kinderlijk aan in hun eenvoud, wat hun de schijn geeft van archetypen.

Dit dringt zelfs door in een schilderij als de kleine Grüsse aus Greetsiel. Je denkt de vormen te herkennen, ja, zelfs te herkennen zoals je denkt dat iedereen ze zou herkennen. In feite geldt dat niet alleen voor dit schilderij maar ook voor de andere, schijnbaar meer herkenbare Grüsse aus Greetsiel-schilderijen en andere werken in de huidige tentoonstelling. Toch, waar je betekenis wil voor je associaties, geven de werken je weinig of niets terug, daar stellen ze zich absurdistisch op. Natuurlijk, er zijn de persoonlijke associaties en herinneringen van de kunstenaar zelf die hij je zelf of, beperkt, via de galeriehouder kan vertellen. Die voegen er in feite echter niets aan toe en geeft ze geen extra inhoudelijke betekenis.

Het Hoogeland, Ik ga naar Amerika

Er zijn meerdere titels die terugkomen en die verwijzen naar herinneringen. Het Hoogeland komt vaker als titel terug, of The happy summer days en Pastorale, werken waarin de rust en leegte tot voorbij het absurde reikt, maar ook Salvator Mundiwaarin de vorm van een groot, log konijn de hoofdrol speelt. Raadselachtig is de titel IGNA die een aantal werken draagt. Je zou bijna denken dat het komt van “enigma” (raadsel) maar het blijkt – dat wordt duidelijk via de titel van een object – dat het een afkorting is van Ik Ga Naar Amerika. Met name in de periode na de oorlog, tot ver in de jaren zestig, werd er nogal geëmigreerd, met name ook naar Amerika. Ook vanuit het Groningse keerde een aantal Berend Botjes nooit weerom. In het object Het Hoogeland, ik ga naar Amerika worden het Groningse platteland en het land van nieuwe beloften met elkaar verbonden. In een hol stuk hout, genaamd IGNA, staat een kraai met enige schrale bezittingen. De dorpskraai laat de boel de boel; “loat moar pleern, wie goat emigreern”, zoals dat indertijd in het Oosten des lands heette. Hoewel het werk een herinnering kan oproepen aan een gegeven dat ooit een dringende en ook emotionele actualiteit was en nu als zodanig compleet vergeten is, zit er geen spoortje weemoed in het object. Het is als een constatering. Je kunt er nog allerlei reflecties en betekenissen bijhalen – de kraai die zo trouw is aan partner en broedplaats, die in arren moede toch maar vertrekt – maar dat vernauwt de reikwijdte van het werk alleen maar. Biewenga toont je alleen een metalen object in de vorm van een kraai (een vogel die vaker in zijn werken voorkomt) in een hol stuk hout met een naam en wat rommeltjes. Alles wat je er verder bij verzint, zit er niet in, behalve dan de suggestieve titel van het werk. Waarom is het een kraai en niet een mens? Wie zal het zeggen?

 

Het zal ongetwijfeld ook aan het materiaal liggen waaruit het werk bestaat. Biewenga hergebruikt vaak oude materialen, zoals de blaadjes uit de notitieboekjes van zijn vader waarin die de dagelijkse boerderijzaken noteerde, stukken hout uit oude meubelen of afgebroken gebouwen waarbij de butsen, nerven en zelfs de versleten lak het uitgangspunt voor een nieuwe compositie kunnen vormen. Ook in die materialen zitten herinneringen, maar ook daar doet Biewenga niet sentimenteel over. Waar menige kunstenaar of cultuurdrager herinneringen zo eenzijdig mogelijk misvormt om bij anderen tranen op te wekken, lijkt bij Biewenga de herinnering een gegeven, zoals zijn materialen, kleuren en archetypen dat ook zijn. Die combinatie wordt aanvaard als het leven zelf. De herinnering ligt besloten in zijn werken, ze is een bron van inspiratie, maar ze is geen doel. Ongetwijfeld hebben de bladen uit de notitieboekjes van zijn vader voor Biewenga een persoonlijke, emotionele betekenis, maar uiteindelijk zijn ze uitgangspunt geworden voor een stroom tekeningen, waaruit in 2023 een groot aantal te zien was in Livingstone Gallery.

Salvator Mundi

In de huidige tentoonstelling is weer een aantal nieuwe tekeningen te zien (naast oudere), maar vooral ligt nu de focus op de schilderijen, vrijwel allemaal in 2024 geschilderd in een schier oneindige stroom van ideeën. De figuratie is overvloedig teruggekeerd in zijn werk. Wie ouder wordt heeft meer herinneringen en dat is voor Biewenga blijkbaar een motor voor nieuw werk. Een aantal archetypische vormen duikt daarbij nogal eens op: een gebouw, een wolk, een hond, een kraai en zo meer. Ze zijn zowel betekenisvol als betekenisloos. Ze bevestigen een wereld van stilte, van een vacuüm, het vacuüm tussen dat wat je verlangt van de wereld en dat wat, in heel haar onverschilligheid daarvoor, de wereld biedt. Dit is niet het absurdisme dat verontrust, het is een absurdisme dat zaken tot stilstand brengt en daarmee voorbij het absurde streeft. Verlang je waarheid, betekenis, moraal of lillende emotie van een kunstwerk, dan zal een schilderij, een tekening of een object van Biewenga je dat niet geven. Zijn werken gaan hun eigen weg, soms met een relativerende humor die alleen in beeldtaal kan bestaan en die verder geen pointe heeft dan zichzelf. Je zoekt duiding, probeert die te vinden via associatie, komt op niets uit, maar het beeld blijft intrigeren. Er blaft daar eens een hond, een wolk drijft over, kauwen zwermen, schapen staan niet-begrijpend in de wei en alles voegt zich naar de intuïtie van de maker en de aard van zijn materiaal.

Bertus Pieters

Zie voor meer plaatjes: https://villanextdoor3.wordpress.com/2025/02/01/wim-biewenga-van-zover-gekomen-coming-from-so-far-livingstone-gallery-the-hague/